geschiedenis


 
                Martini kerk
Protestantse gemeente te Koudum


         In 1857 gebouwde kerk
                met merendeels
17e eeuws zeer waardevol interieur
 
               

De eerste beschrijving van de kerk begint in 1614. De kruiskerk van die tijd werd gebouwd tussen 1614 en 1617. Voor de fundamenten wer­den 180.000 stenen gebruikt. De muren waren dan ook 7 voet breed (2.10m) en de toren met spits 209 voet hoog (68m). In 1817 werd de toren getroffen door blikseminslag. Dit herhaalde zich in 1822. In 1830 waaide tijdens een zware storm de spits van de toren. Er was geen restaureren meer aan en op 6 juli 1831 werden de kerk en toren voor afbraak verkocht.

Na afbraak van de kruiskerk is er kennelijk een niet al te stevige koepelkerk gebouwd. Deze kerk heeft dienst gedaan van 1831 tot 1856. In 1856 is men begonnen met het afbreken van de koe­pelkerk en met het graven van de fundamenten van de huidige Martinikerk.

Bij de graafwerkzaamheden werd een zeer oude sarcofaag gevonden (daterende uit 1050-1075) De kist en het deksel zijn gemaakt van roodbont zandsteen, een steensoort die gewonnen werd in de Vogezen. De sarcofagen werden gebruikt, voor het begraven van welgestelden. De kisten werden waarschijnlijk op het kerkhof gezet en mogelijk gedeeltelijk ingegraven, maar door het gewicht (1500 kg) zakten ze min of meer in de grond. (de sarcofaag is overgebracht naar het Kerkmuseum te Janum).



In 1857 was de kerk klaar voor gebruik.
Het bijzondere aan de kerk is niet het gebouw, maar het interieur:

Het interieur uit de oude kerk is namelijk in zijn geheel weer gebruikt in de nieuwe kerk. Vooral de kansel uit 1648 neemt tussen de andere Friese exemplaren een bijzondere plaats in. De vormge­vingen van de versiering zijn van een voornaam karakter. De kuip is minder hoog dan die van an­dere kansels en hij rust op een opvallend voet­stuk. Dit voetstuk be­staat uit een hardstenen basement, zeven gepo­lijstè marmeren zuiltjes met Dorische kapitelen en een zwart marme­ren plaat. Tegen deze plaat zijn wit marmeren cartouches en wapens aangebracht. Onder de wapens staan de namen van Johan van Aylva en Catharina van Walta.

Op de panelen zijn binnen het lijstwerk mooi ge­componeerde vrucht- en bloemfestoenen gesneden.

Een enkele kanseltrap in Friesland heeft een ko­peren leuning. De eenvoudige koperen leuning draagt het jaartal 1648 en de initialen van E.E.V. Dezelfde initialen zijn gegraveerd in de zware ko­peren lezenaar die rust op een steun in de vorm van een eendenkop.


De
kansel wekt de in­druk niet in Fries­land, maar in Hol­land vervaardigd te zijn. Vergelijkingen zijn bv te maken met de kansel in de Westerkerk te Amsterdam. Hierbij kan aangetekend worden dat een plaats als Koudum in de 17e eeuw door de scheepvaart intensieve contacten met Am­sterdam en andere Hollandse steden had. Het koperwerk is zeker afkomstig uit Amsterdam. De genoemde initialen staan voor Elia Eliasz Vliet, geelgieter "In de Gecroonde kerckkroon" op de Nieuwedijk te Amsterdam.

Het doophek, het hekwerk dat zich oorspronke­lijk in elk protestants kerkgebouw bevond, is in deze kerk gelijktijdig ontstaan met de kansel. Het vormt samen één geheel. De in Holland gangbare doopboog komt in Friesland weinig voor. Twee eenvoudi­ge exemplaren bleven in Heeg bewaard. De Doop­boog is ook vervaardigd door de eerder genoemde geelgieter.



De banken voor kerkbezoekers waren vroeger in­gedeeld in mannen- en vrouwenbanken. De man­nenbanken waren voorzien van lessenaars en ge­sloten om enige bescherming te kunnen bieden tegen de tocht in de kille ruimte die niet verwarmd was. Vrouwen­banken hadden een open rugleu­ning om ruimte te bieden aan de omvangrijke rok-kendracht, die samen met de kerkstoof in de winter voor warmte zorgde.

In de kerk van Koudum hangt één van de drie ge­denkborden die herinneren aan het strijdgewoel van de 80-jarige oorlog. Op dit bord is de plun­dertocht van Tassis in 1580 op rijm vastgelegd. Deze barón Johan Baptiste de Tassis, een Spaan­se legeraanvoerder, kwam in januari van het jaar 1586 van Steenwijk over Joure naar de Hommerts, IJlst, Heeg en het Heidenschap. De soldaten die te voet waren gingen naar Workum en die op de paarden naar Koudum en roofden en moorden op een vreselijke manier, zoals op het bord (met het verkeerde jaartal) te lezen staat.

   


In januari, op Pontiaan, den 14 dag
In Koudum groot jammer men zag
Aan man, wijff en kind, groot in't getal Met hangen en vrouwen schenden overal: Aan peerdesteerten gebonden, voorwaar
Als honden zij naliepen, dat is zeker en klaar Al voor de malcontenten, zeer boos en wreed Leden ook de jonge dochters meemg verdriet Hieraan gedenkt man, vrouw en kindt
Vooral dat hij de Heer bemint.

Het orgel in de huidige Martinikerk werd in 1859 vervaardigd door fa. Van Dam en Zn. Te Leeu­warden. Van de 644 orgelpijpen dateert ongeveer de helft uit de 17e eeuw (orgelmakerij Baders), o.a. de pijpen van de fluiten en vulstemmen, die uit lood zijn vervaardigd. De pijpen van de pres­tanten en van de trompet zijn door Van Dam ge­maakt. Bij de restauratie in de 70-er jaren, door de fa. Bakker en Timmenga te Leeuwarden, bleek het oudste pijpwerk in betere conditie te zijn dan het 19e eeuwse. Het orgel heeft één klavier en een aangehangen pedaal. De manuaalomvang is C-g3, de pedaalomvang C-g0. Er is een trede voor het in- en uitschakelen van de sterke registers. Het pijpwerk staat op een windlade, waaronder twee ventielkasten. Het fronttype heeft Van Dam slechts tweemaal toegepast, in deze Martinikerk en in de doopsgezinde‘ kerk te Drachten.
De beelden op het orgel zijn gekocht van de kerk in Stavoren.

       

In 2008 heeft een renovatie plaatsgevonden, waarbij meer dan 100 vrijwilligers zich voor in hebben gezet.
 
terug